RÁKÓCZI II Ferenc
|
De handtekening van Rákóczi Ferenc. |
|
Portret van Rákóczi II Ferenc door Mányoki Ádám. |
Biografie:
Geboren: 27 maart 1676 (Borsi, Koninkrijk Hongarije, tegenwoordig Borša in Slowakije)
Overleden: 8 april 1735 (Rodosto, tegenwoordig Tekirdağ in Europees Turkije)
Hongaars aristocraat en prins van Transylvanië, nationale held.
Rákóczi II Ferenc werd een paar maanden voor de dood van zijn vader Rákóczi I Ferenc geboren in Borsi (tegenwoordig Borša in Slowakije). Zijn moeder was Ilona Zrínyi, een Kroatische gravin. Ferenc's ouders kregen drie kinderen: Gyõrgy (1667, gestorven kort na zijn geboorte), Juliánna Borbála (1672-1717) en Ferenc (1676-1735).
Rákóczi II Ferenc was de erfgenaam van de adellijke families Rákóczi, Zrínyi en Báthory (de laatste via zijn grootmoeder van vaders kant). Zijn stiefvader was Thököly Imre (1657-1705), met wie zijn moeder na de dood van zijn vader hertrouwde. Ferenc groeide op in het kasteel van Moekatsjeve thans in Oekraïne). Hij was de rijkste grootgrondbezitter in het koninkrijk Hongarije en werd op 18-jarige leeftijd al graaf (comes perpetuus) van het comitaat Sáros.
Reeds op jonge leeftijd nam hij deel aan een samenzwering tegen het gezag van de Habsburgers. Deze samenzwering werd echter de kop ingedrukt. Ferenc werd gescheiden van zijn familie en onder bewaring gesteld van de jezuïeten van Neuhaus in Bohemen. Hij ging vervolgens studeren aan de Universiteit van Praag. Op 26 september 1694 trouwde hij met Charlotte Amalia van Hessen-Wanfried, een dochter van Karel van Hessen-Wanfried. Door dit huwelijk verwierf hij de titel van Prins van het Heilige Roomse Rijk. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren: Leopold (1696-1699), József (1700-1738), György (1701-1752) en Charlotte (1706-1706).
Hij zou ook de vader zijn van de mysterieuze Graaf van Saint-Germain. De graaf van Saint-Germain (geboren ca. 1710 en vermoedelijk gestorven op 27 februari 1784 te Eckernförde of Schleswig) was een avonturier, uitvinder, amateur-wetenschapper, violist, amateur componerend musicus en mysterieus persoon die als alchemist het geheim van de transmutatie zou hebben ontsluierd. Op 28 januari 1972 verklaarde ex-gevangene en minnaar van zangeres Dalida, Richard Chanfray, op de Franse televisie dat hij de graaf van Saint-Germain was. Hij beweerde ook dat Lodewijk XV nog steeds zou leven.
In 1694 keerde Rákóczi terug naar Hongarije waar hij rond 1698 in contact kwam met de Franse maarschalk de Villars, die verwikkeld was in de Spaanse Successieoorlog tegen de Habsburgers. Dit werd echter bekend bij de Habsburgers, waarop Rákóczi in 1700 werd opgepakt en gevangengezet in het fort van Wiener Neustadt. Hij werd ter dood veroordeeld, maar wist met behulp van de gevangeniscommandant en zijn zwangere vrouw Amalia tijdig te ontsnappen naar Polen, van waaruit hij in 1703 de Hongaarse Opstand begon.
De familie van Rákóczi II Ferenc |
|
|
|
|
|
Zijn vader Rákóczi I Ferenc (1645-1676)... |
...zijn moeder Zrínyi Ilona (1643-1703)... |
...zijn stiefvader Thököly Imre (1657-1705)... |
...zijn zuster Rákóczi Julianna Borbála (1672-1717)... |
...en zijn echtgenote, Charlotte Amalia van Hessen-Wanfried (1679-1722). |
|
Een schilderij van 1869 door Benczúr Gyula dat het gevangen nemen van Rákóczi in het kasteel van Nagysárosi in 1700 voorstelt. |
|
Wapenschild van de familie Rákóczi. |
Hongaarse Opstand
Hij veroverde samen met de zogenaamde kuruc (gewapende anti-Habsburg rebellen) het oosten van Hongarije en het gebied van Gyulafehérvár. In 1704 ontving hij de titel Prins van Transsylvanie. Zijn volledige titel was: Franciscus II. Dei Gratia Sacri Romani Imperii & Transylvaniae princeps Rakoczi. Particum Regni Hungariae Dominus & Siculorum Comes, Regni Hungariae Pro Libertate Confoederatorum Statuum necnon Munkacsiensis & Makoviczensis Dux, Perpetuus Comes de Saros; Dominus in Patak, Tokaj, Regécz, Ecsed, Somlyó, Lednicze, Szerencs, Onod.
Hij trachtte een kuruc-staat te vestigen waarin geen belastingen meer werden geheven en de boeren konden leven van de opbrengsten van de voormalige keizerlijke landerijen. Hij zette een wapenindustrie op en een economie gebaseerd op het mercantilisme, geleid door een economische raad. In september 1705 werd hij tijdens een bijeenkomst van 6 bisschoppen, 36 aristocraten en circa 1000 vertegenwoordigers van de lagere adel uit 25 comitaten, in Szécsény uitgeroepen tot regerend prins (vezérlő fejedelem) van de geconfedereerde staten van het Koninkrijk Hongarije. Tevens werd er een 24 leden tellende senaat geïnstalleerd, die zich met name bezig ging houden met buitenlandbeleid en vredesonderhandelingen. Hij zocht contact met de Franse alliantie om een verklaring op te stellen waarin de verslagen Habsburgers hun rechten op het Koninkrijk Hongarije op zouden geven. Deze ontmoeting vond plaats op 5 april 1707 in Ónod. Hij voerde verdere maatregelen door met betrekking tot emancipatie van de boeren in verhouding tot de adel. In 1707, tijdens de Grote Noordse Oorlog, was Rákóczi een van de kandidaten voor de Poolse troon.
Rákóczi werd in 1708 echter verslagen in de slag bij Trencsén. Hij werd geraakt en viel bewusteloos van zijn paard. De kuruc dachten dat hij dood was en sloegen op de vlucht. Deze nederlaag zou fataal blijken voor de Opstand. Meerdere kuruc-leiders liepen over naar de keizerlijken, Rákóczi's troepen werden teruggedreven naar het comitaat Szabolcs en Rákóczi verloor zijn titel van Prins van Transsylvanië. Er werden vredesonderhandelingen gestart, maar Rákóczi vertrouwde de keizerlijke onderhandelaar Pálffy János niet en week in 1711 uit naar Polen. Bij de vrede van Szatmár van 30 april 1711 werd verklaard dat de opstandelingen, inclusief Rákóczi, amnestie zouden krijgen als ze een eed af zouden leggen aan de nieuwe Keizer Karel VI. Rákóczi weigerde dit aanbod en trachtte tevergeefs een bondgenootschap te sluiten met tsaar Peter de Grote. Hij deed in 1713 wederom een oproep voor de onafhankelijkheid van Hongarije tijdens de onderhandelingen voor het Verdrag van Utrecht.
Rákoczi bracht de rest van zijn leven in ballingschap door in Pruisen, Frankrijk en uiteindelijk in het Ottomaanse Rijk waar hij op 8 april 1735 te Rodosto (het tegenwoordige Tekirdağ) overleed. Hij werd begraven naast zijn moeder Ilona Zrínyi in de kapel van de Franse ambassade in Istanboel (het tegenwoordige Lycée Saint-Benoît d'Istanbul). In 1906 werden hun lichamen overgebracht naar Slowakije en bijgezet in een toen ingebouwde crypte in de Sint-Elisabethkathedraal in Košice (Hongaarse naam: Kassa). Ook zijn broer Gyõrgy en zijn stiefvader Thököly Imre vonden er hun laatste rustplaats.
|
|
|
Het Rákóczi-kasteel in Borša waar Rákóczi Fzerenc II geboren werd. |
Buste van Rákóczi in het Rákóczi-kasteel in Borša. |
Het vroegere woonhuis van Rákóczi Ferenc II in Tekirdağ, dat nu een museum is. |
|
|
|
Kindportret van Rákóczi uit 1684.
|
Rákóczi's memoires 'Histoire des Revolutions de Hongrie' gedrukt in Den Haag in 1739.
|
Rákóczi op een schilderij van Mányoki Ádám uit 1707. |
|
|
|
Rákóczi Ferenc in vol ornaat. |
Bronzen standbeeld van Rákóczi te paard in Tokaj door Veress Gyula Alpár. |
Standbeeld van Rákóczi op oudere leeftijd door Vay Ádám. |
|
|
Een Hongaars bankbiljet van 50 forint uit 1951 met de afbeelding van Rákóczi Ferenc. |
Een Hongaars muntstuk van 2 pengõ uit 1935 met Rákóczi Ferenc's afbeelding. |
|
Een Hongaars bankbiljet van 500 forint uit 2008 met de beeltenis van Rákóczi Ferenc. |
|
|
Een Hongaarse postzegelreeks uit 1953 (Y&T 1092-1096) met de Hongaarse revolutie en Rákóczi als onderwerp. |
Een Hongaarse postzegelreeks uit 1976 (Y&T 2491-2497) uitgegeven ter gelegenheid van de 300ste verjaardag van Rákóczi. |
|
|
|
Postzegel Hongarije Y&T 3805 uit 2001 met Rákóczi Ferenc en zijn moeder, Zrínyi Ilona. |
Postzegel Hongarije Y&T 4152 uit 2007 met Rákóczi Ferenc. |
Postzegel Hongarije Y&T 1060 uit 1952 met Zrínyi Ilona, Rákóczi's moeder. |
|
Een FDC uit Turkije van 14-6-2006 met de woning van Rákóczi in Tekirdağ als onderwerp. |
|
|
|
|
Standbeeld van Ferenc en zijn moeder (door Matl Péter) in de Burcht van Moekatsjeve in Oekraïne. |
Standbeeld van Rákóczi In Tirgu Mures. |
Standbeeld van Rákóczi op het Heldenplein in Budapest. |
Gedenkplaat aan het Jezuïetenklooster in Praag, waar hij studeerde aan de Universiteit. |
|
De crypte in de Szent Erzsébet-kathedraal in Košice (Slowakije) waar ondermeer Rákóczi II Ferenc begraven ligt. |
|
|
Gedenkplaat in de muur langs de noordelijke zijde van de Szent Erzsébet-kathedraal. |
De ingang van de crypte in de kathedraal. |
|